Polyolen zijn zoetstoffen zoals maltitol, xylitol, sorbitol, mannitol, lactitol en isomalt. Ze zijn afgeleid van koolhydraten, maar ze worden nauwelijks opgenomen in het bloed. Ze geven dus geen sterke stijgingen van de bloedglucose. Daarom is het voor mensen met diabetes handig dat er producten met zoetstoffen bestaan, zoals bepaalde frisdranken. Het kan fijn zijn om gewoon iets te kunnen drinken, zonder na te denken over de invloed op je bloedglucosewaarde.
Dit betekent niet dat je ongestraft allerlei producten met deze zoetstoffen kunt gebruiken. Er zitten namelijk nog altijd veel koolhydraten, vetten en andere stoffen in de produkten waar je wel dik van word of die wel energie verschaffen.
Het zijn dus geen zaligmakende stoffen. Wel zijn ze veilig verklaard door de warenwet. Ook de DVN (diabetesvereniging Nederland) noemt deze zoetstoffen zonder beperkingen aan te geven. Wel is bekend dat je bij veelvuldig gebruik diarree kunt krijgen.
Deze zoetstof komt van nature voor in tal van vruchten maar ook in planten en groenten. De chemische samenstelling van een polyol bestaat uit een deel dat lijkt op suiker en op een deel dat lijkt op alcohol, vandaar de naam suikeralcohol. Dat heeft verder niks met alcohol te maken maar met de chemische formule.
Erythritol is nadrukkelijk geen kunstmatig maar wel een natuurlijk zoetmiddel. Het word via natuurlijke fermentatie geproduceerd door fermentatie van glucose door gist. Het valt onder de groep “niet-intensieve zoetstoffen” en is 100% natuurlijk. Na het fermentatieproces wordt het gedroogd, gefilterd en gezuiverd. Het resultaat zijn witte korreltjes die voelen als gewone suiker.
Polyolen
VGZ over polyolen
Polyolen zijn zoetstoffen die iets minder of net zo zoet zijn als suiker. Voorbeelden zijn de zoetstoffen sorbitol, xylitol en maltitol. Ze leveren in het algemeen slechts iets minder energie dan suiker.
Polyolen worden veel gebruikt in producten voor diabetici, omdat ze de bloedsuikerspiegel niet of nauwelijks beïnvloeden. Verder zijn er op de website geen negatieve berichten over deze stoffen te vinden.
Voedingscentrum
Zoetstoffen zijn stoffen die aan voedingsmiddelen worden toegevoegd om ze zoeter te maken. Er zijn polyolen en intensieve zoetstoffen. Polyolen zijn half zo zoet tot even zoet als suiker. De meeste worden niet opgenomen in het lichaam en leveren geen calorieën. Xylitol, isomalt, maltitol en lactitol leveren ongeveer half zoveel calorieën als kristalsuiker.
Intensieve zoetstoffen zijn 50 tot 3.000 keer zoeter dan suiker en leveren nauwelijks of geen calorieën. Producten met intensieve zoetstoffen kunnen in normale hoeveelheden gegeten worden. Dit is niet slecht voor je gezondheid. Op producten met polyolen staat de waarschuwing ‘overmatig gebruik kan een laxerend effect hebben’.
Zoetstoffen worden door fabrikanten aan voedingsmiddelen toegevoegd om ze zoeter te maken, zonder suiker toe te voegen. Zoetstoffen zijn ook los verkrijgbaar als zoetjes, poeder of oplossing. Alle zoetstoffen hebben een E-nummer.
Er zijn 2 soorten zoetstoffen: polyolen en intensive zoetstoffen
Polyolen zijn niet-intensieve zoetstoffen. Ze zijn half zo zoet tot even zoet als suiker. De smaak lijkt erg op die van suiker en ze hebben geen bijsmaak, zoals de meeste intensieve zoetstoffen. De polyolen xylitol, isomalt, maltitol en lactitol leveren wel calorieën, maar ongeveer 2 keer zo weinig als kristalsuiker.
Vrijwel alle polyolen zijn natuuridentieke stoffen. Alleen lactitol komt in de natuur niet voor. Erythritol is de enige natuurlijke polyol. Het wordt gewonnen via fermentatie van glucose door een gist.
Intensieve zoetstoffen zijn 50 tot 3.000 keer zoeter dan suiker en leveren geen of nauwelijks calorieën. De meeste intensieve zoetstoffen zijn synthetisch gemaakt. Alleen thaumatine en stevia zijn natuurlijke intensieve zoetstoffen. Ze zijn geïsoleerd uit planten.
Waar zit zoetstof in?
Zoetstoffen kunnen in de volgende producten voorkomen:
- Frisdranken,
- Alcoholische dranken en zuiveldranken met verlaagd suikergehalte of zonder suiker (light producten).
- Suikervrij snoep, chocolade en kauwgom Suikervrij ijs en desserts.
- Suikervrije bakkerijproducten Jam en vruchtenmoes met verlaagd suikergehalte of zonder toegevoegde suiker.
- Tafelzoetstof (tablet, poeder of vloeibaar).
- Polyolen zitten voornamelijk in producten voor mensen met diabetes, zoals suikervrije snoep, chocolade en gebak.
- Intensieve zoetstoffen zitten vooral in light frisdrank en zoetjes.
Welke zoetstoffen zijn er?
Hieronder staat welke polyolen en intensieve zoetstoffen er in de Europese Unie zijn goedgekeurd. Er staat achter welk E-nummer de zoetstof heeft.
- Polyolen en hun E-nummers
- Sorbitol (glucitol) E 420
- Mannitol E 421
- Isomalt E 953
- Polyglycitol E 964
- Maltitol E 965
- Lactitol E 966
- Xylitol E 967
- Erythritol E 968
Intensieve zoetstof en hun E-nummers
- Acesulfaam-K E 950
- Aspartaam E 951
- Cyclamaat E 952
- Sacharine E 954
- Sucralose E 955
- Thaumatine* E 957
- Neohesperidine-DC E 959
- Steviol glycoside (stevia)* E 960
- Neotaam E 961
- Aspartaam-acesulfaamzout E 962
Voedsel Bereiden met zoetstoffen
Suikervervangers die de zoetstoffen aspartaam (E951) of thaumatine (E957) bevatten, zijn niet geschikt voor het bakken van cake of taart. De hitte breekt de zoetstof af, zodat het eindproduct niet meer zoet smaakt.
Gezondheidseffecten
Producten met zoetstoffen kunnen zonder enig gezondheidseffect dagelijks in normale hoeveelheden worden gebruikt. Je krijgt dan namelijk niet meer binnen dan de aanvaardbare dagelijkse inname (ADI).
Te veel polyolen
Polyolen kunnen bij een hoge inname winderigheid en diarree veroorzaken.
Voorkomen van overgewicht
Xylitol, isomalt, maltitol en lactitol leveren ongeveer 2 keer zo weinig calorieën als suiker. De overige polyolen en de intensieve zoetstoffen leveren helemaal geen calorieën. Daarom kunnen zoetstoffen helpen om overgewicht te voorkomen.
Veiligheid
In de Europese verordening die gaat over het gebruik van zoetstoffen in levensmiddelen staat aan welke levensmiddelen de verschillende zoetstoffen mogen worden toegevoegd. Ook staat er wat het maximum toegelaten gehalte is. Er gelden dezelfde veiligheidseisen als bij andere E-nummers.
Voedingsadvies
Producten met E-nummers kun je veilig eten. Dit geldt ook voor zoetstoffen. Zelfs als je alleen suikervrije producten gebruikt: bij een normaal eetpatroon krijg je niet te veel zoetstof binnen.
Polyolen en intensieve zoetstoffen hebben geen of weinig invloed op het bloedsuikergehalte en kunnen daarom handig zijn voor diabetespatiënten.
Mensen met PKU Producten met de zoetstoffen aspartaam zijn niet geschikt voor mensen met de aangeboren stofwisselingsziekte PKU. Aspartaam bevat namelijk het aminozuur fenylalanine. PKU-patiënten kunnen dit niet afbreken, waardoor het zich opstapelt in de hersenen.
Consumentenbond
Polyolen zijn iets minder zoet dan suiker en zitten ook in kleine hoeveelheden in groente en fruit. Ze bevatten gemiddeld ruim 2 kcal per gram en hebben net als suiker een ‘bulkfunctie’, dat wil zeggen dat ze volume geven.
Polyolen zijn door deze kenmerken vaak geschikt voor producten met een groot aandeel suiker. Een bijwerking van polyolen is winderigheid, ze worden in de darmen namelijk door bacteriën omgezet waarbij er gassen vrijkomen. Voorbeelden zijn: erytritol, isomalt, lactitol, maltitol, mannitol, sorbitol en xylitol.
Stabiliteit
Zoetstoffen zijn beter voor het gebit en geven minder snel bederf dan suiker, maar zijn vaak wel minder stabiel. Sommigen verliezen op den duur hun smaak, of kunnen niet tegen verhitting. Ze zijn uiteraard zoet, maar hebben toch niet dezelfde smaak als suiker. Zoetstoffen worden vaak in combinatie met elkaar gebruikt, om de smaak van suiker beter na te bootsen, om elkaars smaak te versterken of om een bij- of nasmaak te maskeren.
Veiligheid
Veel mensen hebben vragen bij de veiligheid van zoetstoffen. Die veiligheid is echter goed onderzocht door de Europese Voedselautoriteit EFSA, pas als een zoetstof veilig is krijgt het een e-nummer. Bij normaal gebruik is bezorgdheid niet nodig.
De geruchten over negatieve effecten van zoetstoffen zijn vooral gebaseerd op onderzoeken met knaagdieren in hele hoge doseringen. Soms hebben die studies ook nog eens een rammelende opzet. Bij de bepaling of een stof veilig is of niet, speelt de dosis een cruciale rol.
Daarom worden er veilige niveaus voor inname vastgesteld, de ADI (aanvaardbare dagelijkse inname, in mg per kg lichaamsgewicht). De gemiddelde dagelijkse inname ligt gemiddeld op ongeveer een tiende van deze ADI, bleek uit recent onderzoek in Frankrijk en België. De verwachting is dat dit in Nederland niet anders zal zijn.
Geef een reactie