Het Gein bij Amsterdam
wandelroute het GeinArtikel over het prachtige fiets- en wandelgebied Het Gein onder de rook van Amsterdam. Met kaartjes van het riviertje zelf, de directe omgeving, fietsknooppunten in de buurt en een wandeling rondom Het Gein en het Fort bij Nigtevecht van de stelling van Amsterdam.
Het Gein is een riviertje van ongeveer 6 km lengte tussen Driemond en Abcoude. Het verbindt de Gaasp met de Angstel, en loopt ten westen van het Amsterdam-Rijnkanaal geheel binnen de grenzen van Abcoude, sinds 1 januari 2011 gemeente de Ronde Venen. Tot 1 augustus 1966 lag het oostelijk deel, voorbij de Velterslaan, echter in de voormalige gemeente Weesperkarspel. Het gedeelte binnen Abcoude tot de Angstel heet, omdat het daar erg smal is, het Nauwe Gein waar de Brug Nauwe Gein het Kerkplein met de Hoogstraat verbindt.
het Gein, het water dat eens de grens vormde tussen twee vorstendommen: het graafschap Holland en het Sticht Utrecht. Als een aftakking van de Kromme Rijn moet zij al ver voor het begin van onze jaartelling hebben bestaan. Pas omstreeks 200 voor Christus vestigden zich in haar omgeving de eerste mensen. Die verdwenen weer doordat de streek te nat was. Pas na de negende eeuw kwam er permanente bewoning.
In de laatste drie eeuwen waren er onder de vele bezoekers geregeld schilders, tekenaars en dichters, die langs haar oevers inspiratie opdeden. De eerste tijd vooral door de fraaie tuinen van de buitenplaatsen, die in het midden van de zeventiende eeuw langs het Gein werden aangelegd. Van de schilders die door het Gein werden geboeid zijn Mondriaan en Nescio de bekendste namen.
Kaartjes van het Gein
Langs beide oevers loopt een weg, Gein-Noord en Gein-Zuid; beide hebben tweerichtingsverkeer. Ter hoogte van Abcoude is loopt het Rien Nouwen Aquaduct onder het Gein en is gebouwd voor de spoorlijn Amsterdam-Utrecht, ter vervanging van de hefbrug.
Daarnaast is een voetgangers- en fietsersbrug gebouwd genaamd “Jan Swinkelsbrug”. Verder naar het oosten is er nog de Wilhelminabrug, een fiets- en voetgangersbruggetje nabij de Velterslaan die een verbinding vormt met de Kanaaldijk-West van het Amsterdam-Rijnkanaal verbindt.
Evenwijdig aan de Ruwelswal en de Hollandse Kade loopt een fietspad dat van het Gein-Noord langs de Gaasperzoom en de woonwijk Gaasperdam in Amsterdam-Zuidoost naar het recreatiegebied De Hoge Dijk tot de Abcouderstraatweg ter hoogte van het Abcoudermeer. Bij Driemond kruist de provincialeweg met een brug waar het samenkomt met de Gaasp.
Het Gein loopt door de Stelling van Amsterdam en vormt daar een onderdeel van. Ook staan er de molens Oostzijdse Molen en Broekzijder Molen en verschillende monumentale boerderijen waaronder ook een kaasboerderij. Een aantal daarvan hebben toebehoord aan de Amsterdamse Adel.
De wijk Gein (de meest zuidoostelijke wijk van Amsterdam) en het metrostation Gein van de lijnen 50 en 54 zijn genoemd naar dit riviertje.
Rond 1905 wordt het riviertje en zijn omgeving regelmatig geschilderd door Piet Mondriaan.
Tussen Abcoude en Driemond
De rivier ’t Gein was ooit een vrij afstromend veenriviertje met kleirijke oeverwallen erlangs. In de 2e helft van de 11e eeuw is men begonnen om de veenkussens tussen Utrecht en Amsterdam te ontginnen. Ook vanaf de kleirijke oevers van het riviertje zijn langwerpige stroken land ontgonnen. De kolonisten stichtten hoeves aan de rivier en van daaraf maakte men lange kavels naar achteren geschikt voor gebruik als akker.
De kavels strekten zich uit tot waar het gebied te nat werd, tot aan een grens tussen bisdommen of waar men op een eerdere ontginning (vanuit een andere richting) stuitte. De sloten die men bij de ontginning groef, waterden af op ’t Gein. Men verbouwde hier op grote schaal graan.
De ontwatering en bewerking van het veen zorgde ervoor dat de bodem langzaam maar zeker daalde (oxidatie van het veen en klink). Het werd aldoor moeilijker om het gebied droog te houden, zeker toen het zelfs lager kwam te liggen dan de rivier ’t Gein.
Er werd op grote schaal overgestapt op veeteelt omdat het gebied te nat werd voor akkerbouw. Om het achterland te beschermen tegen overstromingen, werden kaden langs de rivier aangelegd en vervolgens werden molens aangebracht om het water uit te slaan. Deze versnelde ontwatering werkte nog meer bodemdaling in de hand, met alle problemen van dien.
Het landschap van ’t Gein is dus vanaf de Middeleeuwen sterk door mensen beïnvloed. Dit heeft diverse cultuurhistorische kwaliteiten opgeleverd die nu waardevol gevonden worden, omdat hieraan de ontstaansgeschiedenis kan worden afgelezen en omdat ze hier relatief gaaf zijn gebleven.
De sloten uit de periode van ontginningen zijn er nog steeds. Ook het kronkelige verloop, dat is vastgelegd door de bedijking, herbergt de ooit natuurlijke, smalle loop van ’t Gein nog in zich.
De oorspronkelijk lage kaden langs de rivier zijn in de loop der eeuwen telkens hoger gemaakt om het dalende achterland tegen overstromingen te beschermen. Zo is geleidelijk een steil binnentalud ontstaan, dat momenteel zeer kenmerkend is voor de Geindijken.
Dat steile dijktalud draagt er mede toe bij dat ’t Gein een authentieke, zelfs idyllische uitstraling heeft. Langs ’t Gein zijn vanaf het midden van de 17e eeuw meerdere buitenplaatsen gesticht, vaak met fraaie tuinen erbij. Deze buitenplaatsen waren statussymbolen van rijke stedelingen en fungeerden als landelijk recreatiegebied voor overwegend families van goede komaf.
In de tweede helft van de 19e eeuw zijn de meeste buitens en tuinen opgeruimd en werd ’t Gein weer een eenvoudige boerenrivier. Bomen werden niet alleen op de erven maar ook op de dijk (waar het minder nat was) geplant, waarschijnlijk om te kunnen voorzien in (brand) hout. Op delen van de Geindijken is deze aanplant uitgegroeid tot imposante rijen of lanen.
Op de nattere delen, dus ook in de teen van de dijk, werden knotbomen geplant vanwege hun snelle groei. Er staan nu nog enkele zeer oude exemplaren langs ’t Gein. Vele boerenerven uit die tijd zijn bewaard gebleven. Momenteel vormen deze erven in hun geheel, dus bebouwing en (tuin) beplanting samen, waardevolle ensembles die ’t Gein mede haar kleinschalige en groene uitstraling geven.
Pas in het begin van de 20e eeuw werd ’t Gein weer ontdekt als ‘toevluchtsoord voor stedelingen die rust nodig hebben’. Vanaf die periode heeft ’t Gein ook veelvuldig gefungeerd als onderwerp van kunstuitingen. Van schilders tot dichters en natuurvorsers, velen werden geïnspireerd door de rust en de natuurlijke schoonheid van ’t Gein.
De vereeuwiging van het landschap van ’t Gein in vele kunstwerken maakt dit gebied mede tot een sterk gekoesterd stukje ‘Hollands Polderlandschap’, waaraan een rijke geschiedenis valt af te lezen. De kunstenaars hebben de mensen die na hen in ’t Gein kwamen beïnvloed in hun waarneming, hen als het ware leren kijken, en daarmee de door hen waargenomen schoonheid tot gemeengoed gemaakt.
Ook hierin schuilt een reden van de zeer grote waardering die onder brede groepen van de bevolking momenteel bestaat over ’t Gein. Doordat men buitendijks geen belasting hoefde te betalen aan het waterschap, was het voor armere mensen gunstig om zich op de drooggevallen oeverlanden van ’t Gein te vestigen. Nog altijd staan er hier en daar woningen tussen het water en de dijk.
Bronnen
- Wikipedia
- Planboek ruimtelijke kwaliteit, mei 2010 (Waternet & Brons + partners)
Geef een reactie